Logboek van onze onderneming. Over voortgang van projecten, relevante publicaties en meer...

Regelen achterdeur coffeeshops vergt moed. Halfslachtig gedoogbeleid salondiscussie voor Rijk, maar gemeenten zitten met de gevolgen.

Nicole Maalsté
Gepubliceerd in: Brabants Dagblad, 24 april 2010

Gemeenten moeten het voortouw nemen om de aanvoer van coffeeshops te reguleren. Maar het Tilburgse stadsbestuur heeft dat lef niet (meer).
Nederland gedoogt het verkopen van cannabis in coffeeshops. Daar zijn goede redenen voor en het beleid is succesvol. Er is echter niets geregeld voor de productie en aanvoer van die cannabis. Personen die zich bezighouden met het kweken van cannabis en de aanvoer van cannabis naar de coffeeshop kunnen hun activiteiten dus niet openlijk uitvoeren, omdat deze strafbaar zijn. Daardoor blijft de achterdeur een schimmig gebied. Deze vreemde situatie staat bekend als de achterdeurproblematiek van de coffeeshops.

De afgelopen tien jaar hebben gemeenten verschillende keren een appèl op de overheid gedaan om die achterdeurproblematiek op te lossen. In 1999 vroegen twintig burgemeesters, onder wie de toenmalige Tilburgse burgemeester Stekelenburg, toestemming aan de overheid voor een experiment aan de achterdeur van de coffeeshop. Het experiment zou inhouden dat een aantal geselecteerde henneptelers de coffeeshops mogen bevoorraden, onder toezicht van de overheid. Twee jaar geleden spraken ruim dertig burgemeesters zich op de wiettop in Almere opnieuw uit voor zo’n achterdeurexperiment. Die plannen zijn echter steeds geboycot door de landelijke overheid. Internationale verdragen zouden regulering van de achterdeur in de weg staan. Maar is dat wel de werkelijke reden of is hier sprake van politieke onwil? Verschillende vooraanstaande juristen zijn van mening dat de internationale verdragen wel degelijk ruimte bieden voor regulering van de achterdeur.

In 1976 heeft Nederland immers ook al gekozen voor een ruimere interpretatie van die internationale verdragen door een scheiding te maken tussen soft- en harddrugs. Zo hoopte onze regering te voorkomen dat consumenten van softdrugs bij de aanschaf ervan in aanraking zouden komen met harddrugs. Ook vond zij het onnodig om deze consumenten als crimineel te behandelen louter vanwege hun cannabisconsumptie. Beide doelen zijn ruimschoots bereikt. Tegenwoordig kunnen volwassen cannabisconsumenten voor hun
jointje terecht in coffeeshops waar geen andere drugs verkrijgbaar zijn. Ook belandt in Nederland niemand meer in de gevangenis door cannabisgebruik. Gezondheids- en criminaliteitsoverwegingen rechtvaardigen in dit geval de ruimere interpretatie van de internationale verdragen. Eenzelfde strategie zou kunnen worden gevolgd bij de regulering van de achterdeur van de coffeeshop.

Vanuit de criminaliteit bezien, is het goed verdedigbaar om de aanvoer naar de coffeeshop te reguleren. Personen die zich bezighouden met hennepteelt en het bevoorraden van coffeeshops zouden dan niet langer als criminelen worden vervolgd. Door deze activiteiten te reguleren, kunnen zij op normale wijze hun werk doen en kunnen politie en jusitie zich richten op personen die zich bezighouden met de productie van cannabis voor de illegale markt en/of de export.

Ook vanuit gezondheidsperspectief is een regulering van de achterdeur goed verdedigbaar. In het kersverse Utrechtse collegeprogramma 2010-2014 is hierover te lezen: ‘We starten een experiment met het legaal bevoorraden van coffeeshops, zodat de schadelijke stoffen die nu regelmatig in verschillende vormen van softdrugs aangetroffen worden, beheerst kunnen worden.’ Wat hier wordt bedoeld, is dat er nu geen kwaliteitseisen aan cannabisproducten worden gesteld. De producten die in coffeeshops worden verkocht, worden immers illegaal geproduceerd en aangeleverd. Dat betekent dat er geen controle is op de samenstelling van de producten. Sommige nederwietsoorten bevatten bijvoorbeeld relatief veel THC in verhouding met andere werkzame bestanddelen. Ook is er in de huidige situatie geen controle op het gebruik van bestrijdingsmiddelen of middelen die het product zwaarder maken. Met een regulering van de achterdeur kunnen de nodige kwaliteitseisen aan de producten worden gesteld, wat bevorderlijk is voor de gezondheid van cannabisconsumenten.

Kortom, een regulering van achterdeur is vanuit verschillende perspectieven verdedigbaar binnen de internationale verdragen. Dat is een kwestie van interpretatie en daar is politieke moed voor nodig. Verschillende lokale bestuurders hebben hun nek hiervoor uitgestoken, maar zij werden steeds teruggefloten door de landelijke overheid. Tegenwoordig moeten bestuurders die proberen om coffeeshops als normale horecabedrijven te behandelen zelfs uitkijken dat zij zelf niet in het beklaagdenbankje terechtkomen. Dit overkwam burgemeester Lonink van Terneuzen onlangs bij de uitspraak over coffeeshop Checkpoint. Volgens de rechter mogen gemeenten coffeeshops op geen enkele manier stimuleren, ook niet als ze daarmee de overlast bestrijden. Het verplaatsen van de coffeeshop en het inrichten van een parkeerplaats werd als faciliteren gezien. Er is dus politieke moed nodig om het voortouw te nemen in een regulering van de achterdeur. Bij de huidige bestuurders van de gemeente Tilburg ontbreekt het aan die politieke moed. Enkele maanden geleden had de gemeente nog plannen om samen met de gemeente Eindhoven een voorstel voor een achterdeurexperiment in te dienen bij de landelijke overheid. Die plannen zijn echter teruggetrokken en in het Tilburgse collegeprogramma staat nu expliciet vermeld dat er alleen experimenten worden gedaan die het Rijk toestaat.

Gemeenten moeten hun krachten blijven bundelen en zich niet steeds laten intimideren door de landelijke overheid. Met het reguleren van de achterdeur kunnen een hoop problemen worden opgelost waar gemeenten dagelijks mee te maken hebben. Voor de landelijke overheid is dit slechts een salondiscussie, die steeds weer even oplaait tijdens verkiezingen.